Die Amtszeit des Präsidenten der Beschwerdekammern und der Vorsitzenden der einzelnen Kammern kann jeweils um fünf Jahre oder bis zu ihrem Eintritt in den Ruhestand verlängert werden, sofern sie das Ruhestandsalter während ihrer neuen Amtsperiode erreichen.
Het mandaat van de voorzitter van de kamers van beroep en van de voorzitters van de kamers kan worden verlengd met telkens vijf jaar of tot hun pensionering indien zij de pensioengerechtigde leeftijd gedurende de nieuwe ambtstermijn bereiken.