Artikel 29 Absatz 1 des Übereinkommens sieht vor, dass es von den Unterzeichnern nach ihren jeweiligen Verfahren ratifiziert bzw. genehmigt werden muss, und Absatz 2 bestimmt den Zeitpunkt des Inkrafttretens, nachdem das Übereinkommen von allen Parteien ratifiziert worden ist.
In artikel 29, lid 1, van de overeenkomst is bepaald dat de overeenkomst door de ondertekenaars moet worden bekrachtigd of goedgekeurd overeenkomstig hun onderscheiden procedures, terwijl in lid 2 van hetzelfde artikel is bepaald wanneer de overeenkomst na de ratificatie door alle partijen in werking treedt.