Aus dem Bericht an den König vor dem königlichen Erlass Nr. 12 vom 18. April 1967 « zur Abänderung des Erbschaftssteuergesetzbuches, des Registrierungs-, Hypotheken- und Kanzleigebührengesetzbuches und des Stempelsteuergesetzbuches » geht hervor, dass die durch Artikel 8 des Erbschaftssteuergesetzbuches eingeführte Fiktion « wegen der verteilenden Gerechtigkeit » ins Leben gerufen wurde, denn die Prämien werden zwar vom Arbeitgeber bezahlt, aber « in Wirklichkeit werden sie
wirtschaftlich von jener Person getragen, auf deren Leben die Versicherung abgeschlossen wird » und können demzufolge als Bestandteil des Vermögens betrachtet werden,
...[+++] das sie bei ihrem Tod übertragen hat (Pasin., 1967, S. 420).In het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit nr. 12 van 18 april 1967 « tot wijziging van het Wetboek der successierechten, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten en van het Wetboek der zegelrechten » wordt aangegeven dat de fictie ingesteld bij artikel 8 van het Wetboek der successierechten in het leven is geroepen « omwille van de verdelende rechtvaardigheid », aangezien het, hoewel de premies worden betaald door de werkgever, «
in werkelijkheid de persoon, op wiens leven de verzekering afgesloten wordt, [is] die economisch de premies afdraagt » en die premies bijgevolg kunnen worden be
...[+++]schouwd als deel uitmakend van het vermogen dat hij bij zijn overlijden heeft overgedragen (Belgisch Staatsblad, 20 april 1967, p. 4220).