1. Alle Mitgliedstaaten erkennen binnen einem Monat nach Erhalt eines Antrags auf Anerkennung die entsprechenden Zeugnisse oder jedes andere Befähigungszeugnis von Seeleuten an, die Staatsangehörigen eines Mitgliedstaats oder Staatsangehörigen eines Drittlands entsprechend den Anforderungen der Richtlinie 2001/25/EG erteilt wurden.
1. Elke lidstaat erkent, binnen een maand na ontvangst van een aanvraag om erkenning, de passende vaarbevoegdheidsbewijzen of andere bewijzen van beroepsbekwaamheid voor zeevarenden die overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2001/25/EG aan de onderdanen van een lidstaat of van een derde land werden toegekend door een andere lidstaat.