(5) Jeder Mitgliedstaat trägt dafür Sorge, dass eine Straftat im Sinne von Artikel 3 und, soweit relevant, im Sinne von Artikel 4, die mittels eines EDV-Systems verübt wurde, auf das der Zugriff aus seinem Hoheitsgebiet erfolgte, unter seine Gerichtsbarkeit fällt, unabhängig davon, ob sich das EDV-System selbst in seinem Hoheitsgebiet befindet.
5. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat zijn bevoegdheid zich uitstrekt tot situaties waarin een in artikel 3 en, indien van toepassing, artikel 4 bedoeld strafbaar feit is gepleegd door middel van een computersysteem waartoe toegang werd verkregen vanuit zijn grondgebied, ongeacht of het computersysteem zich op zijn grondgebied bevindt.