Kraft Artikel 142 der Verfassung und kraft Artikel 26 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 prüfe der Hof nur Normen gesetzgebender Art; daraus ergebe sich, dass der Hof nicht befugt sei, die präjudiziellen Fragen zu beantworten, insofern sie sich auf die Artikel 1, 11 und 28 des königlichen Erlasses vom 31. Dezember 1930 bezögen, « der kraft einer durch den Gesetzgeber verliehenen Ermächtigung angenommen worden ist ».
Krachtens artikel 142 van de Grondwet en artikel 26 van de bijzondere wet van 6 januari 1989, toetst het Hof enkel normen van wetgevende aard; daaruit volgt dat het Hof niet bevoegd is om de prejudiciële vragen te beantwoorden in zoverre zij betrekking hebben op de artikelen 1, 11 en 28 van het koninklijk besluit van 31 december 1930, « dat is aangenomen krachtens een door de wetgever verleende machtiging ».
