(1) Die Mitgliedstaaten dürfen das Inverkehrbringen von Aufzügen und deren Inbetriebnahme oder die Bereitstellung von Sicherheitsbauteilen für Aufzüge auf dem Markt in ihrem Hoheitsgebiet nicht verbieten, beschränken oder behindern, wenn diese den Bestimmungen dieser Richtlinie entsprechen.
1. De lidstaten mogen het in de handel brengen en het in bedrijf stellen van liften die aan deze richtlijn voldoen of het op de markt aanbieden van veiligheidscomponenten voor liften die aan deze richtlijn voldoen op hun grondgebied niet verbieden, beperken of belemmeren.