Der verweisende Richter fragt den Hof, ob die fragliche Bestimmung einen Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 14 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte beinhalte, indem die Sonderuntersuchung bezüglich der Vermögensvorteile im Sinne der Artikel 42 Nr. 3 und 43bis nur möglich sei auf Antrag der Staatsanwaltschaft, wodurch
De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepaling een schending inhoudt van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en met artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, doordat het bijzonder onderzoek naar de in de artikelen 42, 3°, en 43bis bedoelde vermogensvoordelen enkel mogelijk is op vordering van het openbaar ministerie, waardoor :