Da diese Bestimmung die vorteilhafteren Altersgrenzen für die Pensionierung der Personalmitglieder der integrierten Polizei unangetastet lässt, bleibt es für die in B.1.4 und B.1.5 erwähnten Kategorien von Personen möglich, im Alter von 58 Jahren beziehungsweise im Alter von 54, 56 oder 58 Jahren die Vorruhestandspension anzutreten.
Aangezien die bepaling de preferentiële leeftijdsgrenzen voor de oppensioenstelling van de personeelsleden van de geïntegreerde politie onverlet laat, blijft het voor de in B.1.4 en B.1.5 vermelde categorieën van personen mogelijk om op de leeftijd van 58 jaar respectievelijk op de leeftijd van 54, 56 of 58 jaar vervroegd met pensioen te gaan.