Aus dem Sachverhalt der
Rechtssache und der Formulierung der präjudiziellen Frage geht hervor, dass der Hof gebeten wird, über die Vereinbarkeit von Artikel 7 § 2 Absatz 2 Nr. 1 des Dekrets vom 28. Juni 1957 mit den Artikeln 10 und 11 der Verf
assung zu befinden, insofern diese Bestimmung einen Behandlungsunterschied zwischen zwei Kat
egorien von Frauen, deren Ehe mit einem verstorbenen Beamten im gegenseitigen Einverständnis geschie
...[+++]den worden sei, einführe: einerseits diejenigen, auf die das vorerwähnte Dekret anwendbar sei, und andererseits diejenigen, auf die Artikel 6 des Gesetzes vom 15. Mai 1984 anwendbar sei.Uit de feiten van de zaak en de bewoordingen van de prejudiciële vraag blijkt dat het Hof wordt ve
rzocht uitspraak te doen over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 7, § 2, tweede lid, 1°, van het decreet van 28 juni 1957, in zoverre die bepaling een verschil
in behandeling zou invoeren tussen twee categorieën van vrouwen die door onderlinge toestemming uit de echt zijn gescheiden van een overleden overheidsambtenaar : enerzijds, diegenen op wie het voormelde decreet van toepassing is en, anderzij
...[+++]ds, diegenen op wie artikel 6 van de wet van 15 mei 1984 van toepassing is.