Vertaling van "ihre verwaltungsakte ausdrücklich " (Duits → Nederlands) :

Artikel 5 des Gesetzes vom 29. Juli 1991 bestimmt im Übrigen, dass die Dringlichkeit « die Verwaltungsbehörde nicht von der Pflicht [befreit], ihre Verwaltungsakte ausdrücklich zu begründen ».
Artikel 5 van de wet van 29 juli 1991 bepaalt overigens dat de dringende noodzakelijkheid « het bestuur niet [ontslaat] van de plicht zijn handelingen uitdrukkelijk te motiveren ».

Dass der erste Auditor den ersten Klagegrund, der aus dem Verstoss gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung abgeleitet ist, als begründet erklärt; dass die Regierung seiner Ansicht nach über die Bewerbungen, die ihr unterbreitet worden waren, Stellung nehmen musste, ungeachtet ob sie spontan oder nicht eingereicht worden waren; dass er den Klagegrund einer Verletzung des Gesetzes vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung der Verwaltungsakte ebenfalls als begründet betrachtet;
Dat de eerste auditeur het eerste ingeroepen middel betreffende een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet als gegrond beschouwt; dat volgens hem de Regering gehouden was zich uit te spreken over de kandidaturen die haar waren voorgedragen, ongeacht of ze al dan niet spontaan waren; dat hij het middel betreffende een schending van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van bestuurshandelingen ook als gegrond beschouwt;

« Verstösst das Gesetz vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung von Verwaltungsakten, dahingehend ausgelegt, dass Verwaltungsakte, die von den gesetzgebenden Versammlungen oder von ihren Organen gegenüber den Mitgliedern ihres Personals erlassen werden, nicht unter die Anwendung dieses Gesetzes fallen, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung?
« Schendt de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, in die zin geïnterpreteerd dat de bestuurshandelingen van de wetgevende vergaderingen of van hun organen met betrekking tot de leden van hun personeel niet onder het toepassingsgebied van die wet vallen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?

Die präjudizielle Frage bezieht sich auf das Gesetz vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung von Verwaltungsakten, dahingehend ausgelegt, dass Verwaltungsakte, die von den gesetzgebenden Versammlungen oder von ihren Organen gegenüber den Mitglieder ihres Personals erlassen werden, nicht unter die Anwendung dieses Gesetzes fallen.
De prejudiciële vraag heeft betrekking op de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, in die zin geïnterpreteerd dat het toepassingsgebied ervan zich niet uitstrekt tot de bestuurshandelingen van de wetgevende vergaderingen of van hun organen met betrekking tot de leden van hun personeel.

- Das Gesetz vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung von Verwaltungsakten, dahingehend ausgelegt, dass Verwaltungsakte, die von den gesetzgebenden Versammlungen oder von ihren Organen gegenüber den Mitglieder ihres Personals erlassen werden, nicht unter die Anwendung dieses Gesetzes fallen, verstösst gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.
- De wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, in die zin geïnterpreteerd dat de bestuurshandelingen van de wetgevende vergaderingen of van hun organen met betrekking tot de leden van hun personeel niet in het toepassingsgebied ervan zijn opgenomen, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Aus den vorstehenden Erwägungen ergibt sich, dass das Gesetz vom 29. Juli 1991 über die ausdrückliche Begründung von Verwaltungsakten, wenn es in dem Sinne ausgelegt wird, dass die Verwaltungsakte der gesetzgebenden Versammlungen oder ihrer Organe in bezug auf die Mitglieder ihres Personals nicht in den Anwendungsbereich dieses Gesetzes fallen, nicht mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist.
Uit wat voorafgaat volgt dat, voor zover de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen in die zin wordt geïnterpreteerd dat zij de bestuurshandelingen van de wetgevende vergaderingen of van hun organen met betrekking tot de leden van hun personeel niet in haar toepassingsgebied opneemt, ze niet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.