Die hauptsächlich schriftliche Beschaffenheit des Verfahrens vor dem Rat für Ausländerstreitsachen in Verbindung mit der Möglichkeit der Parteien und ihres Rechtsanwalts, ihre Anmerkungen mündlich in der Sitzung vorzutragen, so wie es in Absatz 2 von Artikel 39/60 vorgesehen ist, beeinträchtigt nicht das Recht auf eine richterliche Prüfung und das Recht auf einen wirksamen Rechtsbehelf.
Het hoofdzakelijk schriftelijke karakter van de rechtspleging voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, vergezeld van de mogelijkheid voor de partijen en hun advocaat om hun opmerkingen mondeling voor te dragen op de terechtzitting, zoals daarin is voorzien in het tweede lid van artikel 39/60, doet geen afbreuk aan het recht op een rechterlijke toetsing en aan het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel.