1. Im Falle von invasiven gebietsfremden Arten, bei denen es sich nicht um invasive gebietsfremde Arten von EU-weiter Bedeutung handelt, bei denen die Mitgliedstaaten aufgrund vorliegender wissenschaftlicher Erkenntnisse aber davon ausgehen (selbst wenn dies nicht vollständig erwiesen ist), dass die nachte
iligen Auswirkungen ihrer Freisetzung und Ausbreitung für ihr nationales Hoheitsgebiet von Bedeutung sind („invasive gebietsfremde Arten von Bedeutung für Mitgliedstaaten“), untersagen die Mitgliedstaaten die zu welchem Zweck au
ch immer erfolgende absichtliche Freisetzu ...[+++]ng dieser Arten in die Umwelt (d. h. den Vorgang der Einbringung eines Organismus in die Umwelt) ohne die zur Verhütung ihres Entkommens und ihrer Ausbreitung erforderlichen Maßnahmen.
1. De lidstaten verbieden de opzettelijke vrijlating in het milieu – dat wil zeggen het proces waarbij een organisme, voor om het even welk doel, in het milieu wordt vrijgelaten zonder dat de nodige maatregelen worden genomen om de ontsnapping en verspreiding ervan te voorkomen - van andere dan voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten waarvan de lidstaten op basis van wetenschappelijk bewijs, buiten dat de negatieve gevolgen van de vrijlating en verspreiding ervan, zelfs als deze niet volledig zijn bevestigd, significant zijn op hun nationale grondgebied ("voor de lidstaat zorgwekkende invasieve uitheemse soort").