3. Der Auftraggeber verlangt vom Wirtschaftsteilnehmer den Nachweis, dass die in Absatz 1 und die in Absatz 2 unter den Buchstaben a), b), c), e), ea), f) oder h) genannten Fälle auf ihn nicht zutreffen, und akzeptiert als ausreichenden Nachweis
3. De aanbestedende dienst verlangt van het economische subject het bewijs dat het niet in een van de in lid 1 en in lid 2, onder a), b), c), e), e bis), f) en h), genoemde gevallen verkeert, en aanvaardt als voldoende bewijs: