Artikel 100 der vorerwähnten Gesetze über die Staatsbuchführung bestimmt: « Verjährt und endgültig zugunsten des Staa
tes erloschen sind, unbeschadet der durch andere diesbezügliche Gesetzes-, Verordnungs- oder Vertragsbestimmungen erlassenen Verwirkungen: 1. die Forderungen, die gemäß den gesetzlich oder im Verordnungswege festgelegten Modalitäten v
orzulegen sind, die aber nicht innerhalb einer Frist von fünf Jahren nach dem ersten Januar des
Haushaltsjahres, in dessen ...[+++] Verlauf sie entstanden, vorgelegt wurden; 2. die Forderungen, die, obwohl sie innerhalb der unter Nr. 1 genannten Frist vorgelegt wurden, von den Ministern nicht innerhalb einer Frist von fünf Jahren nach dem ersten Januar des Jahres, in
dessen Verlauf sie vorgelegt wurden, angeordnet wurden; 3. alle anderen Forderungen, die nicht innerh
alb einer Frist von zehn Jahren nach dem ersten Januar des Jahres, in dem sie entstanden, angeordnet wurden.
Artikel 1
00 van de voormelde wetten op de Rijkscomptabiliteit bepaalt : « Verjaard en voorgoed ten voordele van
de Staat vervallen zijn, onverminderd de vervallenverklarin
gen ten gevolge van andere wettelijke, reglementaire of ter zake overeengekomen bepalingen : 1° de schuldvorderingen, waarvan de [op] wettelijke of reglementaire wijze bepaalde overlegging niet geschied is binnen een termijn van vijf jaar te r
...[+++]ekenen vanaf de eerste januari van het begrotingsjaar in de loop waarvan zij zijn ontstaan; 2° de schuldvorderingen, die, hoewel ze zijn overgelegd binnen de onder 1° bedoelde termijn, door de ministers niet zijn geordonnanceerd binnen een termijn van vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar gedurende hetwelk ze werden overgelegd; 3° alle andere schuldvorderingen, die niet zijn geordonnanceerd binnen een termijn van tien jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar van hun ontstaan.