Stirbt ein amtierendes Mitglied der Hohen Behörde, so erhalten der überlebende Ehegatte oder die unterhaltsberechtigten Kinder bis zum Ende des dritten auf den Sterbemonat folgenden Monats die Bezuege, auf welche das Mitglied nach den Artikeln 2, 3 und 4 Absatz (1) Anspruch gehabt hätte.
Overlijdt een lid van de Hoge Autoriteit v}}r het verstrijken van zijn mandaat , dan ontvangen de overlevende echtgenoot of de kinderen te zijnen laste tot en met de derde maand na de maand van overlijden de bezoldiging waarop het lid krachtens de artikelen 2 , 3 en 4 , lid 1 , recht zou hebben gehad .