(2) Bei hinreichend begründeten Zweifeln, dass das verlangte Dokument von einer anderen nationalen Behörde des Herkunftsmitgliedstaats ausgestellt wurde, bittet die zuständige Behörde des Herkunftsmitgliedstaats die betroffene nationale Stelle, die Gültigkeit und Echtheit des Dokuments zu bestätigen.
2. Indien het vereiste document door een andere nationale instantie van de lidstaat van oorsprong is afgegeven, verzoekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van oorsprong bij gegronde twijfel de betrokken nationale instantie om de geldigheid en de echtheid van het document te bevestigen.