Das UN-Übereinkommen über die biologische Vielfalt (im Folgenden „Übereinkommen“), dessen Vertragspartei gemäß dem Beschluss 93/626/EWG des Rates die Union ist, schreibt vor, dass — soweit möglich und angebracht — Projekte auf erhebliche nachteilige Auswirkungen auf die in Artikel 2 des Übereinkommens definierte biologische Vielfalt hin mit dem Ziel geprüft werden, diese Auswirkungen zu vermeiden oder auf ein Mindestmaß zu beschränken.
Op grond van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit („het verdrag”), waarbij de Unie op grond van Besluit 93/626/EEG van de Raad partij is, moeten aanzienlijke nadelige effecten van projecten op de biodiversiteit, als gedefinieerd in artikel 2 van het verdrag, voor zover mogelijk en op passende wijze worden beoordeeld teneinde die effecten te vermijden of te minimaliseren.