Bis zum 1. Januar 2030 können bestehende mittelgroße Feuerungsanlagen mit einer thermischen Nennleistung von mehr als 5 MW von der Einhaltung der in diesem Artikel genannten Emissionsgrenzwerte befreit werden, wenn mindestens 50 % der erzeugten Nutzwärme der Anlage, berechnet als gleitender Durchschnitt über einen Zeitraum von fünf Jahren, in Form von Dampf oder Warmwasser an ein öffentliches Fernwärmenetz abgegeben oder wenn feste Biomasse als Hauptbrennstoff verwendet wird.
Tot 1 januari 2030 mogen bestaande middelgrote stookinstallaties met een nominaal thermisch vermogen van meer dan 5 MW worden vrijgesteld van de verplichting tot inachtneming van de emissiegrenswaarden bedoeld in dit artikel, op voorwaarde dat ten minste 50 % van de nuttige warmteproductie van de installatie (voortschrijdend gemiddelde over een periode van 5 jaar) wordt verstrekt in de vorm van stoom of heet water aan een openbaar net voor stadsverwarming, of op voorwaarde dat een vaste biomassa de belangrijkste brandstof is.