Mit der ersten präjudiziellen Frage möchte der vorlegende Richter vom Hof erfahren, ob Artikel 1022 des Gerichtsgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstosse, da zur Bestimmung der Grundlage für die Berechnung der Verfahrensentschädigung nur die Beträge berücksichtigt würden, die im Hauptantrag gefordert würden, und nicht die Beträge, die in einer Widerklage oder einer Beitrittsklage gefordert würden (erster Teil), und nicht das Mass berücksichtigt werde, in dem der Antrag gegebenenfalls angenommen werden könne (zweiter Teil).
Met de eerste prejudiciële vraag wenst de verwijzende rechter van het Hof te vernemen of artikel 1022 van het Gerechtelijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, nu voor het bepalen van de grondslag voor de berekening van de rechtsplegingsvergoeding slechts rekening wordt gehouden met de bedragen die worden gevorderd in hoofdeis en niet met de bedragen gevorderd in een tegenvordering of vordering tot tussenkomst (eerste onderdeel) en geen rekening wordt gehouden met de mate waarin de vordering al dan niet wordt ingewilligd (tweede onderdeel).