28. verurteilt alle Arten von Diskriminierung und Intoleranz aus Gründen der Religion oder Weltanschauung gegen Gläubige, Atheisten und Agnostiker sowie aus Gründen des Geschlechts, der ethnischen Herkunft und der Sprache; betont erneut, dass das Recht auf Gedanken-, Gewissens- und Religionsfreiheit ein grundlegendes Menschenrecht ist;
28. veroordeelt alle vormen van discriminatie en onverdraagzaamheid op grond van godsdienst of geloofsovertuiging ten aanzien van gelovigen, afvalligen en agnosten, en op grond van geslacht, etnische oorsprong of taal; onderstreept andermaal dat het recht op vrijheid van denken, geweten en godsdienst een fundamenteel mensenrecht is;