Artikel 34 § 1 des Gesetzes vom 5. August 1992 über das Polizeiamt ermächtigt die Polizeibeamten, die Identität jeder Person zu kontrollieren, wenn sie aufgrund ihres Verhaltens, aufgrund materieller Indizien oder zeitlicher und örtlicher Umstände vernünftige Gründe zur Annahme haben, dass sie gesucht wird, dass sie versucht hat, eine Straftat zu begehen, beziehungsweise sich darauf vorbereitet, eine Straftat zu begehen, dass sie die öffentliche Ordnung stören könnte oder gestört hat.
Artikel 34, § 1, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt machtigt de politieambtenaren erto
e de identiteit van iedere persoon te controleren wanneer zij, op grond van zijn gedragingen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd o
f plaats, redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, dat h
ij heeft gepoogd of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstore
...[+++]n of heeft verstoord.