Es ist ferner darauf hinzuweisen, dass Artikel 26 § 4 des vorerwähnte Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 mit Wirkung vom 10. August 2009 grundsätzlich vorschreibt, dass in dem Fall, wo vor einem Rechtsprechungsorgan ein Verstoss einer Ges
etzesnorm gegen ein Grundrecht geltend gemacht wird, das völlig
oder teilweise analog durch eine Bestimmung von Titel II der Verfassung und durch
eine Bestimmung des internationales Rechts oder des Rechts der Europäischen Union gewährleiste
...[+++]t wird, das Rechtsprechungsorgan zuerst dem Verfassungsgerichtshof die präjudizielle Frage zur Vereinbarkeit mit der Bestimmung von Titel II der Verfassung stellt.Voorts dient te worden opgemerkt dat artikel 26, § 4, van de voormelde bijzondere wet van 6 januari 1989, met ingang van 10 augustus 2009, in de regel de verplichting oplegt dat, wanneer voor een rechtscollege wordt opgeworpen dat een wet
skrachtige norm een grondrecht schendt dat op geheel of gedeeltelijk analoge wijze is gewaarborgd in een bepaling uit titel II van de Grondwet en
in een bepaling van internationaal recht of van het recht van de Europese Unie, het rechtscollege eerst aan het Grondwettelijk Hof de
prejudici ...[+++]ële vraag over de bestaanbaarheid met de bepaling uit titel II van de Grondwet stelt.