(10) Alle Drittstaatsangehörigen, die sich rechtmäßig in den Mitgliedstaaten aufhalten und dort arbeiten, sollten im Wege der Gleichbehandlung zumindest die gleichen, mit der Arbeit verbundenen Rechte wie die eigenen Staatsangehörigen des jeweiligen Aufnahmemitgliedstaates genießen, ungeachtet des ursprünglichen Zwecks bzw. der Grundlage ihrer Zulassung.
(10) Alle onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en werken moeten ten minste hetzelfde pakket arbeidsgerelateerde rechten in de vorm van gelijke behandeling hebben als de nationale onderdanen van hun respectieve gastlidstaat, ongeacht het oorspronkelijk doel van de toelating of de oorspronkelijke toelatingsgrond.