Sind der Präsident des Gerichtshofs und die Präsidenten der Kammern mit fünf Richtern gleichzeitig abwesend oder verhindert oder ihre Ämter gleichzeitig unbesetzt, so werden die Aufgaben des Präsidenten gemäß der in Artikel 6 festgesetzten Rangordnung von einem der Präsidenten der Kammern mit drei Richtern wahrgenommen.
Bij gelijktijdige afwezigheid of verhindering van de president van het Hof en van de presidenten van de kamers bestaande uit vijf rechters, alsmede wanneer hun ambten gelijktijdig vacant zijn, wordt het presidentschap waargenomen door een van de presidenten van de kamers bestaande uit drie rechters, volgens de in artikel 6 bepaalde rangorde.