Vertaling van "gleichen forderungen nicht " (Duits → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

nicht synchronisierte Sender auf dem gleichen Kanal
niet-gesynchroniseerde zenders in hetzelfde kanaal

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

10. stellt fest, dass auf EU-Ebene bereits einige Durchsetzungsmechanismen für individuelle Fälle, wie die Richtlinie 2008/52/EG über bestimmte Aspekte der Mediation in Zivil- und Handelssachen und die Verordnung (EG) Nr. 805/2004 zur Einführung eines europäischen Vollstreckungstitels für unbestrittene Forderungen, existieren und ist der Ansicht, dass insbesondere die Verordnung (EG) Nr. 861/2007 zur Einführung eines europäischen Verfahrens für geringfügige Forderungen, dazu dient, Zugang zu den Gerichten zu gewährleisten, indem in Bezug auf Forderungen von weniger als 2 000 Euro grenzüberschreitende Verfahren vereinfacht und Kosten reduziert werden; stellt jedoch auch fest, dass diese Rechtsvorschriften nicht dazu dienen, in Fällen, in denen eine große Anzahl von Geschädigten den gleichen Schaden erleiden, effektiven Zugang zu den Gerichten zu gewährleisten;
10. merkt op dat sommige handhavingsmechanismen voor afzonderlijke gevallen, zoals Richtlijn 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken en Verordening (EG) nr. 805/2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen, reeds op EU-niveau bestaan en is van oordeel dat met name Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen gelaedeerden toegang tot de rechter biedt door het eenvoudiger te maken grensoverschrijdende geschillen over vorderingen van minder dan 2000 euro te beslechten, doch wijst erop dat deze wetgeving niet bedoeld is om effectieve toegang tot de rechter te bieden ingeval een groot aantal gelaedeerden dezelfde schade hebben geleden;

Zwar könnten die gleichen Forderungen gegenüber den Einrichtungen öffentlichen Interesses der Kategorie B aus den in B.4 genannten Gründen ebenfalls der fünfjährigen Verjährungsfrist unterworfen werden, aber diese Erwägung ist nicht geeignet, die Verfassungsmässigkeit der betreffenden Bestimmungen in Frage zu stellen.
Weliswaar zouden dezelfde schuldvorderingen ten aanzien van de instellingen van openbaar nut van categorie B om de in B.4 vermelde redenen eveneens aan de vijfjarige verjaringstermijn kunnen worden onderworpen, doch die overweging is niet van die aard dat de grondwettigheid van de betwiste bepalingen erdoor in het geding kan worden gebracht.

« Verstösst Artikel 1 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen, der durch Artikel 100 der durch den königlichen Erlass vom 17. Juli 1991 koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung übernommen wurde, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem diese Bestimmung bei Anwendung von Artikel 13 Absatz 3 des Gesetzes vom 10. März 1925 (über die Stromversorgung) gegen den Belgischen Staat (bzw. die Gemeinschaften oder Regionen) gerichtete Forderungen auf Bezahlung der Kosten für Arbeiten zur Verlagerung von Stromleitungen einer fünf- bzw. zehnjährigen Verjährungsfrist unterwirft, während nicht diese Verjährungsfristen, sondern die vor dem Gesetz vom 10. Juni 1998 (zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung) geltende gemeinrechtliche Verjährungsfrist von 30 Jahren auf die gleichen, jedoch gegen interkommunale Vereinigungen gerichteten Forderungen anwendbar wäre, wobei die gleichen Forderungen angesichts interkommunaler Vereinigungen aus den gleichen Gründen den in Artikel 100 der Gesetze über die Staatsbuchführung festgelegten Verjährungsfristen unterliegen sollten?
« Schenden artikel 1 van de wet van 6.2.1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën, zoals overgenomen door artikel 100 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1991, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat die bepalingen bij toepassing van artikel 13, lid 3 van de wet van 10.3.1925 (betreffende de elektriciteitsvoorziening) tegen de Belgische Staat (of de Gemeenschappen of Gewesten) gerichte vorderingen tot betaling van de kostprijs van de werken tot verplaatsing van elektriciteitsleidingen onderwerpen aan een vijfjarige of tienjarige verjaringstermijn terwijl niet deze verjaringstermijnen maar wel de vóór de wet van 10.06.1998 (tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring) geldende gemeenrechtelijke verjaringstermijn van 30 jaar van toepassing zou zijn op dezelfde vorderingen gericht tegen intercommunale verenigingen terwijl diezelfde schuldvorderingen t.a.v. intercommunale verenigingen om dezelfde redenen onderworpen zouden moeten zijn aan de door artikel 100 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit bepaalde verjaringstermijnen ?

« Verstossen Artikel 1 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen und Artikel 34 des Gesetzes vom 15. Mai 1846 über die Staatsbuchführung gegen die Artikel 10 und 11 der koordinierten Verfassung, indem diese Bestimmungen die Forderungen wegen Schadens, den eine Privatperson infolge eines von der Wallonischen Region im Rahmen ihres Auftrags bezüglich der Gemeindewälder begangenen Fehlers erlitten hat, der fünfjährigen Verjährung unterwerfen, während die gleichen Forderungen nicht dieser Verjährung unterliegen, wenn der erlittene Nachteil einer Privatperson oder einer Gemeinde zuzuschreiben ist?
« Schenden artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën en artikel 34 van de wet van 15 mei 1846 op de Rijkscomptabiliteit de artikelen 10 en 11 van de gecoördineerde Grondwet, doordat die bepalingen de schuldvorderingen voortvloeiende uit schade geleden door een particulier ten gevolge van een fout begaan door het Waalse Gewest in het kader van zijn opdracht ten aanzien van de gemeentebossen, aan de vijfjarige verjaring onderwerpen, terwijl diezelfde schuldvorderingen aan die verjaring ontsnappen indien het nadeel kan worden toegerekend aan een particulier of aan een gemeente ?

22. bedauert, dass die Kommission ungeachtet der wiederholten Forderungen des Parlaments derzeit nicht beabsichtigt, einen umfassenden Rechtsakt auf dem Gebiet der Diskriminierungsbekämpfung auszuarbeiten; weist darauf hin, dass bessere Rechtsetzung nicht nur bedeutet, dass unnötige Rechtsakte eliminiert werden, sondern auch, dass Gesetzgebung als Antwort auf die starken politischen Signale des Europäischen Parlaments ausgearbeitet wird; plädiert nachdrücklich dafür, dass vor Mitte 2007 ein neuer Rechtsakt vorgelegt wird, der alle in Artikel 13 des EG-Vertrags genannten Diskriminierungsgründe abdeckt und den gleichen Anwendungsbereich hat wie die Richtlinie 2000/43/EG;
22. betreurt het ten zeerste dat de Commissie, ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement, in dit stadium nog niet van plan is globale wetgeving inzake het bestrijden van discriminatie uit te werken; herinnert eraan dat een verbetering van de wetgeving niet alleen betekent dat overbodige wetgeving wordt verwijderd, maar dat er ook nieuwe wetgeving moet worden ontwikkeld die een antwoord geeft op de sterke politieke signalen van het Europees Parlement; spreekt met klem de wens uit dat voor het einde van het eerste halfjaar van 2007 een nieuw juridisch instrument wordt gepresenteerd waarin alle redenen voor discriminatie uit artikel 13 van het EG-verdrag worden neergelegd en dat hetzelfde toepassingsgebied als Richtlijn 2000/43/EG heeft;

22. bedauert, dass die Kommission ungeachtet der wiederholten Forderungen des Parlaments derzeit nicht beabsichtigt, einen umfassenden Rechtsakt auf dem Gebiet der Diskriminierungsbekämpfung auszuarbeiten; weist darauf hin, dass bessere Rechtsetzung nicht nur bedeutet, dass unnötige Rechtsakte eliminiert werden, sondern auch, dass Rechtsvorschriften als Reaktion auf die starken politischen Signale des Europäischen Parlaments entwickelt werden; plädiert nachdrücklich dafür, dass vor Mitte 2007 ein neuer Rechtsakt vorgelegt wird, der alle in Artikel 13 des EG-Vertrags genannten Diskriminierungsgründe abdeckt und den gleichen Anwendungsbereich hat wie Richtlinie 2000/43/EG;
22. betreurt het ten zeerste dat de Commissie, ondanks herhaalde verzoeken van het Parlement, in dit stadium nog niet van plan is globale wetgeving inzake het bestrijden van discriminatie uit te werken; herinnert eraan dat een verbetering van de wetgeving niet alleen betekent dat overbodige wetgeving wordt verwijderd, maar dat er ook nieuwe wetgeving moet worden ontwikkeld die een antwoord geeft op de sterke politieke signalen van het Europees Parlement; spreekt met klem de wens uit dat voor het einde van het eerste halfjaar van 2007 een nieuw juridisch instrument wordt gepresenteerd waarin alle redenen voor discriminatie uit artikel 13 van het EG-verdrag worden neergelegd en dat hetzelfde toepassingsgebied als Richtlijn 2000/43/EG heeft;

Artikel 34 des Gesetzes vom 15. Mai 1846 über das staatliche Rechnungswesen und Artikel 1 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 bezüglich der Verjährung der zu Lasten oder zugunsten des Staates und der Provinzen gehenden Forderungen verletzen nicht die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insoweit diese Bestimmungen den Schadensersatzforderungen zu Lasten einer Provinz, die aus einem Verschulden der Provinz entstanden sind, welches in der ungleichen Entlohnung von Arbeitnehmern besteht, eine fünfjährige Verjährungsfrist auferlegen, wohingegen die gleichen Forderungen der dreissigjährigen Verjährungsfrist unterliegen, wenn der erlittene Nachteil auf einen Arbeitgeber des Privatsektors zurückzuführen ist.
Artikel 34 van de wet van 15 mei 1846 op de Rijkscomptabiliteit en artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet, in zoverre die bepalingen de schadevergoedingsschuldvorderingen ten laste van een provincie, ontstaan als gevolg van een door haar begane fout die bestaat in een ongelijke verloning van de werknemers, aan de vijfjarige verjaring onderwerpen, terwijl dergelijke schuldvorderingen aan de dertigjarige verjaring zouden zijn onderworpen wanneer het nadeel aan een privé-werkgever wordt toegeschreven.