(2) Die für die Durchfuhr zuständige(n) Behörde(n) kann (können) innerhalb der in Absatz 1 genannten Frist von 30 Tagen auf Absatz 1 Buchstaben b, d, e und f gestützte begründete Einwände gegen die geplante Verbringung erheben.
2. De bevoegde autoriteiten van doorvoer kunnen binnen de termijn van dertig dagen als omschreven in lid 1 met redenen omklede bezwaren indienen op grond van uitsluitend lid 1, onder b), d), e) en f).