Art. 4. Den Mitgliedern des Ausschusses ist es verboten, bei der Beschlussfassung über Gegenstände, an welchen sie vor oder nach ihrer Ernennung entweder ein unmittelbares Interesse oder ein Interesse als Geschäftsträger haben, oder für welche ein Verwandter oder Geschwägerter bis zum vierten Grad einschliesslich ein persönliches und unmittelbares Interesse hat, anwesend zu sein.
Art. 4. De leden van de Commissie mogen de beraadslaging niet bijwonen als ze betrekking heeft op onderwerpen waarbij ze vóór of na hun benoeming, hetzij persoonlijk, hetzij als gelastigde, rechtstreeks belang hebben of waarbij hun bloedaanverwanten of aanverwanten tot en met de vierde graad rechtstreeks een persoonlijk belang hebben.
