3. Vertreter von am Stabilisierungs- und Assoziierungsprozess für Südosteuropa beteiligten Ländern, der Russischen Föderation und bestimmter anderer Länder, mit denen die EU Abkommen über die gegenseitige Amtshilfe in Betrugsfällen geschlossen hat, sowie Vertreter internationaler oder anderer einschlägiger Organisationen können an im Rahmen des Programms organisierten Tätigkeiten teilnehmen, wenn dies für die Verwirklichung der in den Artikeln 3 und 4 genannten Ziele nützlich ist.
3. Vertegenwoordigers van landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces voor de landen van Zuidoost-Europa, de Russische Federatie en bepaalde landen waarmee de Unie een overeenkomst voor wederzijdse bijstand in fraudegerelateerde zaken heeft gesloten, en vertegenwoordigers van internationale en andere relevantie organisaties, kunnen deelnemen aan de in het kader van het programma georganiseerde activiteiten, voor zover dit nuttig is voor de verwezenlijking van de in de artikelen 3 en 4 genoemde doelstellingen.