« (a) Ist davon auszugehen, dass der Gesetzgeber von 1997 und der Gesetzgeber von 2002 dem blossen Rückforderer, der also aufgrund seines Eigentumsvorbehalts vor Gericht auftritt, eine günstigere Behandlung zuteil werden lassen als dem Gläubiger, der aufgrund des in Artikel 20 Nr. 5 des Hypothekengesetzes vorgesehenen besonderen Vorzugsrechts vor Gericht auftritt?
« (a) Dient te worden geoordeeld dat de wetgever van 1997 en de wetgever van 2002 aan de loutere revindicant, dit wil zeggen in rechte tredend op grond van zijn voorbehoud van eigendom, een gunstiger lot hebben voorbehouden dan aan de schuldeiser die in rechte treedt op grond van het bijzonder voorrecht vastgesteld in artikel 20, 5°, van de hypotheekwet ?