Man kann es den Mitgliedstaaten teilweise nachsehen, dass sie mangels genauer Anweisungen ihre Verpflichtungen nicht ordnungsgemäß erfüllt haben. Der Hof stellt jedoch unverblümt fest, dass „bei der Prüfung die Befürchtung der Mitgliedstaaten deutlich wurde, dass sich die Durchführung gründlicher Kontrollen und Systemprüfungen und die Meldung einer großen Häufigkeit von Unregelmäßigkeiten nachteilig für sie auswirken und zu einer Verringerung der EU-Kofinanzierung führen könnten“ und dass „eine solche Vorgehensweise die Mitgliedstaaten davon abhalten könnte, kritische Vermerke vorzulegen“.
Terwijl het ontbreken van duidelijke instructies kan worden aangevoerd als gedeeltelijke verontschuldiging voor het feit dat de lidstaten niet naar behoren aan hun verplichtingen hebben voldaan, steekt de Rekenkamer niet onder stoelen of banken dat bij haar controle ook "de vrees van de lidstaten [bleek] dat zij, als zij grondige tests en systeemcontroles verrichtten en een hoge frequentie van onregelmatigheden meldden, zouden worden bestraft met een verlaging van de EU-cofinanciering" en dat "dat de lidstaten ervan [zou] kunnen weerhouden kritische verklaringen af te geven".
