(3) Wenn am 1. Januar 1996 die Staatsangehörigen eines Mitgliedstaats, die in einem anderen Mitgliedstaat ihren Wohnsitz haben, nach den Rechtsvorschriften eines Mitgliedstaats dort das Wahlrecht für die Wahlen zum nationalen Parlament dieses Mitgliedstaats besitzen und zu diesem Zweck unter genau denselben Bedingungen wie die inländischen aktiv Wahlberechtigten in die Wählerverzeichnisse eingetragen werden können, so braucht der erstgenannte Mitgliedstaat abweichend von den Bestimmungen dieser Richtlinie die Artikel 6 bis 11 auf diese Staatsangehörigen nicht anzuwenden.
3. Indien op 1 januari 1996 bij de wetgeving van een Lid-Staat is voorgeschreven dat aldaar verblijvende onderdanen van een andere Lid-Staat stemrecht hebben bij de verkiezingen voor het nationale Parlement van die Lid-Staat en daartoe op de kiezerslijsten van die Lid-Staat kunnen worden ingeschreven onder precies dezelfde voorwaarden als de nationale kiezers, hoeft eerstgenoemde Lid-Staat, in afwijking van deze richtlijn, de artikelen 6 tot en met 11 niet op die onderdanen toe te passen.