2. Die Mitgliedstaaten tragen dafür Sorge, dass die Familienangehörigen der Person mit Anspruch auf internationalen Schutz , die selbst nicht die Voraussetzungen für die Gewährung dieses Schutzes erfüllen, gemäß den einzelstaatlichen Verfahren Anspruch auf die in den Artikeln 24 bis 35 genannten Leistungen haben, sofern dies mit der persönlichen Rechtsstellung des Familienangehörigen vereinbar ist.
2. De lidstaten waarborgen dat gezinsleden van de persoon die internationale bescherming geniet, die zelf niet in aanmerking komen voor die bescherming, aanspraak kunnen maken op de in de artikelen 24 tot en met 35 genoemde voordelen, overeenkomstig de nationale procedures en voor zover verenigbaar met de persoonlijke juridische status van het gezinslid.
