Die Ausubung der zugewiesenen, eigenen Steuerkompetenz durch eine Gemeinschaft oder Region darf nicht der gesamten Staatsauffassung Abbruch tun, so wie diese in den aufeinanderfolgenden Verfassungsanderungen von 1970, 1980, 1988 und 1993 und in den jeweiligen Sonder- und ordentlichen Gesetzen zur Bestimmung der jeweiligen Zustandigkeiten von Staat, Gemeinschaften und Regionen zum Ausdruck kommt.
De uitoefening van de toegekende eigen fiscale bevoegdheid door een gemeenschap of door een gewest mag geen afbreuk doen aan de algehele staatsopvatting, zoals die tot uiting komt in de opeenvolgende grondwetsherzieningen van 1970, 1980, 1988 en 1993 en in de respectieve bijzondere en gewone wetten tot bepaling van de onderscheiden bevoegdheden van de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.