Die zweite klagende Partei macht geltend, dass die fraglichen Bestimmungen der Praxis der Zusatzgebühren eine gesetzliche Grundlage vermitteln und somit gegen die Artikel 10, 11 und 24 der Verfassung verstossen würden; in bezug auf Artikel 24 wird ein Verstoss gegen § 3 dieses Artikels - in Verbindung mit Artikel 13 Absatz 2 des Internationalen Paktes über wirtschaftliche, soziale und kulturelle Rechte - einerseits und gegen § 5 andererseits geltend gemacht.
De tweede verzoekende partij voert aan dat de in het geding zijnde bepalingen een wettelijke basis geven aan de praktijk van de aanvullende rechten en aldus de artikelen 10, 11 en 24 van de Grondwet schenden; wat artikel 24 betreft, wordt de schending aangevoerd van paragraaf 3 ervan - in samenhang met artikel 13.2 van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten -, enerzijds, en van paragraaf 5, anderzijds.