Art. 10 - § 1. Von den Referenzmengen, die gemäss den Artikeln 5 und 13 Gegenstand einer Übertragung zwischen Erzeugern sind, die im ersten Grad verwandt oder verschwägert, oder in der Seitenlinie im zweiten Grad verwandt oder Eheleute sind und die sich nicht in einem der in Artikel 9 § 3 angeführten Fälle befinden, werden 90% der Anteile, die der Referenzmenge des übernehmenden Erzeugers vor der Übertragung hinzugerechnet werden und die die Referenzmenge des Übernehmers nach der Übertragung auf über 520 000 Liter ansteigen lassen, der nationalen Reserve zugeführt.
Art. 10. § 1. Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht bedoeld in artikelen 5 en 13 tussen producenten die bloed- of aanverwant in de eerste graad zijn of tussen bloedverwanten in de zijlinie en tweede graad of tussen echtgenoten en die niet beantwoorden aan één van de gevallen bedoeld in artikel 9, § 3, wordt 90 % van de schijven die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer vóór de overdracht, de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen tot boven de 520 000 liter, toegewezen aan de nationale reserve.