(2) Maßnahmen nach Absatz 1, die in Bezug auf ein Kind mit gewöhnlichem Aufenthalt in einem Vertragsstaat getroffen wurden, treten außer Kraft, sobald die nach den Artikeln 5 bis 10 zuständigen Behörden eine Entscheidung über die Schutzmaßnahmen getroffen haben, die durch die Umstände geboten sein könnten.
2. De ingevolge het voorgaande lid genomen maatregelen ten aanzien van een kind dat zijn gewone verblijfplaats heeft in een verdragsluitende staat houden op van kracht te zijn zodra de ingevolge de artikelen 5 tot en met 10 bevoegde autoriteiten een beslissing hebben genomen betreffende beschermende maatregelen die door de omstandigheden vereist zijn.