In der Annahme, die Artikel 6 und 14 der Europäischen Menschenrechtskonvention würden auf die beim Staatsrat anhängige Rechtssache Anwendung finden, ist dennoch festzustellen, dass Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat den von diesen Bestimmungen der Konvention gebotenen Garantien keinen Abbruch leistet, zumal der Kanzler des Staatsrates die klagende Partei ausdrücklich auf die Folgen der Nichtbeachtung dieser Verpflichtung hinweist.
Aangenomen dat de artikelen 6 en 14 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens van toepassing zijn op de zaak die voor de Raad van State aanhangig is, dan nog moet worden vastgesteld dat artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State geen afbreuk doet aan de waarborgen die deze verdragsbepalingen bieden, temeer daar de griffier van de Raad van State de verzoekende partij uitdrukkelijk wijst op de gevolgen van het niet in acht nemen van die verplichting.