(1) In Fällen, in denen die Dringlichkeit die Einhaltung der in Artikel 152 Absätze 2 und 3 für offene oder nicht offene Verfahren vorgesehenen Mindestfristen nachweislich unmöglich macht, können die öffentlichen Auftraggeber folgende Fristen festsetzen:
1. Wanneer het om naar behoren gemotiveerde dringende redenen onmogelijk is de minimumtermijnen van artikel 152, lid 2 en lid 3, voor openbare of niet-openbare procedures aan te houden, kan de aanbestedende dienst: