Traduction de « handlungen ihrer angestellten » (Allemand → Néerlandais) :

(2) Die Mitgliedstaaten schreiben vor, dass Zahlungsinstitute für Handlungen ihrer Angestellten, Agenten, Zweigniederlassungen oder Stellen, zu denen Tätigkeiten ausgelagert werden, uneingeschränkt haften.
2. De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun werknemers, of van agenten, bijkantoren of instellingen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed.

2. Die Mitgliedstaaten schreiben vor, dass Zahlungsinstitute für Handlungen ihrer Angestellten, Bevollmächtigten oder Zweigniederlassungen und von Betrieben, auf die Tätigkeiten ausgelagert werden, nach dieser Richtlinie verschuldensunabhängig haften.
2. De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun werknemers, dan wel van een eventuele verbonden agent of bijkantoor, en entiteiten waaraan activiteiten zijn uitbesteed overeenkomstig deze richtlijn.

2. Die Mitgliedstaaten schreiben vor, dass Zahlungsinstitute für Handlungen ihrer Geschäftsführer, Angestellten, Bevollmächtigten, Tochtergesellschaften oder ausgelagerten Einheiten nach dieser Richtlinie verschuldensunabhängig haften.
2. De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun bestuurders en werknemers, dan wel van een eventuele verbonden agent, dochteronderneming of externe entiteit, overeenkomstig deze richtlijn.

2. Die Mitgliedstaaten schreiben vor, dass Zahlungsinstitute für Handlungen ihrer Geschäftsführer, Angestellten, Bevollmächtigten oder Tochtergesellschaften nach dieser Richtlinie verschuldensunabhängig haften.
2. De lidstaten schrijven voor dat betalingsinstellingen volledig aansprakelijk blijven voor alle handelingen van hun bestuurders en werknemers, dan wel van een eventuele verbonden agent of dochteronderneming overeenkomstig deze richtlijn.

- Verstösst Artikel 265 des königlichen Erlasses vom 18. Juli 1977 zur Koordinierung der allgemeinen Bestimmungen in bezug auf Zoll und Akzisen gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem er eine Diskriminierung gegenüber dem allgemeinen Strafrecht beinhaltet, soweit diese Bestimmung von einer objektiven und fast absoluten strafrechtlichen Haftung einer Person für die Handlungen ihrer Angestellten, Arbeiter, Hausangestellten oder weiterer von ihr entlohnter Personen ausgeht?
- Schendt artikel 265 van het Koninklijk Besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake Douane en Accijnzen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat deze een discriminatie inhoudt ten opzichte van het algemeen strafrecht, inzoverre dat deze bepaling een objectieve en quasi absolute strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen weerhoudt voor de daden van een bediende, arbeiders, knechten, of verdere door hen bezoldigde personen ?

Die zweite präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 2294 bezieht sich auf die Vereinbarkeit von Artikel 265 des AZAG mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, « soweit diese Bestimmung von einer objektiven und fast absoluten strafrechtlichen Haftung einer Person für die Handlungen ihrer Angestellten, Arbeiter, Hausangestellten oder weiterer von ihr entlohnter Personen ausgeht ».
De tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 2294 betreft de bestaanbaarheid van artikel 265 van de A.W.D.A. met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, « inzoverre dat deze bepaling een objectieve en quasi absolute strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen weerhoudt voor de daden van een bediende, arbeiders, knechten, of verdere door hen bezoldigde personen ».

Der Verweisungsrichter fragt den Hof, ob Artikel 265 des AZAG gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insofern er « eine objektive und nahezu absolute strafrechtliche Haftung von Personen für die Handlungen ihrer Angestellten, Arbeiter, Hausangestellten oder weiterer von ihnen entlohnter Personen vorsieht ».
De verwijzende rechter vraagt het Hof of artikel 265 van de A.W.D.A. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt in zoverre het « een objectieve en quasi absolute strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen weerhoudt voor de daden van hun bedienden, arbeiders, knechten en verdere door hen bezoldigde personen ».

2. ob Artikel 265 des königlichen Erlasses vom 18. Juli 1977 zur Koordinierung der allgemeinen Bestimmungen in bezug auf Zoll und Akzisen im Bereich der strafrechtlichen Haftung keine Diskriminierung dem allgemeinen Strafrecht gegenüber beinhaltet und demzufolge gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung verstösst, insofern diese Bestimmung eine objektive und nahezu absolute strafrechtliche Haftung von Personen für die Handlungen ihrer Angestellten, Arbeiter, Hausangestellten oder weiterer von ihnen entlohnter Personen vorsieht;
2. of artikel 265 van het koninklijk besluit van 18 juli 1977 tot coördinatie van de algemene bepalingen inzake douane en accijnzen inzake de strafrechtelijke aansprakelijkheid geen discriminatie inhoudt ten opzichte van het algemeen strafrecht en bijgevolg de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, in zoverre dat deze bepaling een objectieve en quasi absolute strafrechtelijke verantwoordelijkheid van personen weerhoudt voor de daden van hun bedienden, arbeiders, knechten en verdere door hen bezoldigde personen;