Die klagenden Parteien führen einen Verstoß durch den angefochtenen Artikel 147 gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 9 des am 25. Juni 1998 in Aarhus unterzeichneten Übereinkommens « über den Zugang zu Informationen, die Öffentlichkeitsbeteiligung an Entscheidungsverfahren und den Zugang zu Gerichten in Umweltangelegenheiten » (nachstehend: « Übereinkommen von Aarhus ») sowie den allgemeinen Rechtsgrundsätzen des Rechts auf gerichtliches Gehör, der Rechtssicherheit und der Rechte der Verteidigung an.
De verzoekende partijen voeren een schending aan door het bestreden artikel 147 van de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 9 van het Verdrag « betreffende toegang tot informatie, inspraak in besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden », ondertekend te Aarhus op 25 juni 1998 (hierna : « Verdrag van Aarhus ») en de algemene rechtsbeginselen van het recht op toegang tot de rechter, rechtszekerheid en de rechten van verdediging.