(22) Zur Bekämpfung ungerechtfertigter Einschränkungen und Behinderungen des Freizügigkeitsrechts oder unterschiedlicher Formen von Diskriminierung aus Gründen der Staatsangehörigkeit sollten die Mitgliedstaaten den Dialog mit den Sozialpartnern und mit geeigneten nichtstaatlichen Organisationen fördern.
(22) De lidstaten moeten de dialoog met de sociale partners en met relevante niet-gouvernementele organisaties bevorderen om ongerechtvaardigde beperkingen van en belemmeringen voor het recht op vrij verkeer, of verschillende vormen van discriminatie op grond van nationaliteit, aan de orde te stellen en te bestrijden.