Traduction de «fraglichen staatlichen beihilfen als spürbar erachtet werden » (Allemand → Néerlandais) :

Somit sei es angebracht, in Verbindung mit Randnummer 36 der Leitlinien die Frage aufzuwerfen, ob die wettbewerbswidrigen Auswirkungen infolge der fraglichen staatlichen Beihilfen als spürbar erachtet werden können.
Dienovereenkomstig zou, op grond van punt 36 van de voornoemde richtsnoeren, de vraag moeten worden gesteld of de concurrentiebeperkende effecten van de staatssteun in kwestie als aanmerkelijk kunnen worden beschouwd.

In den Artikeln 107 und 108 AEUV sind die Vorschriften der EU zu staatlichen Beihilfen festgelegt. In Artikel 107 ist der Begriff „staatliche Beihilfe“ definiert und sind die Voraussetzungen dargelegt, unter denen eine solche Beihilfe als mit dem Binnenmarkt vereinbar erachtet werden kann. Artikel 108 enthält die wichtigsten Verfahrensgrundsätze dafür, wie die Kommission sicherstellen kann, dass die Mitgliedstaaten die vereinbarten Vorschriften einhalten.
De artikelen 107 en 108 VWEU bevatten de EU-staatssteunregels, waarbij artikel 107 een definitie geeft van het begrip "staatssteun" en van de gronden op basis waarvan steun als verenigbaar met de interne markt kan worden beschouwd, en in artikel 108 de belangrijkste procedurele beginselen worden beschreven waaraan de Commissie zich moet houden bij het toezicht op de naleving van de regels door de lidstaten.

Der vorlegende Richter befragt den Hof nach der Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmungen mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, mit dem allgemeinen Rechtsgrundsatz der Gleichheit vor den öffentlichen Lasten und mit Artikel 16 der Verfassung, da die in Artikel 4 des Gesetzes vom 3. Dezember 1999 vorgesehenen staatlichen Beihilfen nur Landwirtschaftsbetrieben gewährt werden könnten, die die in Artikel 5 Nr. 4 desselben Gesetzes festgelegten Bedingungen der « wirtschaftlichen Unabhängigkeit » erfüllten, so dass die « integrierten » Landwirtschaftsbetriebe von den Beihilfen ausgeschlossen würden.
De verwijzende rechter ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepalingen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, met het algemeen rechtsbeginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten en met artikel 16 van de Grondwet, doordat voor de overheidssteun waarin artikel 4 van de wet van 3 december 1999 voorziet, enkel landbouwbedrijven in aanmerking komen die voldoen aan de in artikel 5, 4°, van dezelfde wet vastgestelde voorwaarden van « economische zelfstandigheid », zodat de zogenaamde « geïntegreerde » landbouwbedrijven van die steun worden uitgesloten.

Demnach könnten ihrer Ansicht nach die wettbewerbswidrigen Auswirkungen infolge der betreffenden staatlichen Beihilfen nicht als signifikant erachtet werden.
Bijgevolg kunnen de mededingingsbeperkende effecten van de staatssteun in kwestie volgens hen niet als belangrijk worden aangemerkt.