Die Kommission vertritt üblicherweise die Ansicht, dass ein Privatinvestor die Aktivität einer Tochtergesellschaft fortgeführt hätte, wenn ein Vergleich zwischen den Kosten für die Liquidation und den Kosten für die Umstrukturierung des Unternehmens zeigt, dass die Liquidationskosten die Kosten für die Umstrukturierung übersteigen (45).
De Commissie heeft als vaste praktijk, ervan uit te gaan dat een particuliere investeerder de activiteiten van een dochtermaatschappij voortzet als uit een vergelijking tussen de liquidatie- en de herstructureringskosten van die dochter blijkt dat de liquidatiekosten hoger zijn dan de herstructureringskosten (45).
