26. unterstreicht, daß ein europäischer Forschungsraum wirksame Vernetzungen und eine ungehinderte Zusammenarbeit unter den Forschern und den Forschungsinstituten in verschiedenen Mitgliedstaaten aufweisen würde und von einem größeren gegenseitigen Verständnis unter den verschiedenen Forschungskulturen als zum gegenwärtigen Zeitpunkt gekennzeichnet wäre; vertritt ferner die Ansicht, daß dies durch die verstärkte Nutzung des Internet und anderer elektronischer Interaktionssysteme erleichtert werden könnte und im Zusammenhang mit den Spitzenforschungszentren äußerst wertvoll wäre;
26. benadrukt dat een Europese onderzoekruimte gekenmerkt zou moeten worden door doeltreffende netwerken en vlotte samenwerking tussen onderzoekers en onderzoeksinstellingen in verschillende lidstaten, met meer wederzijds begrip tussen de verschillende onderzoeksculturen dan nu het geval is; is verder van oordeel dat dit vergemakkelijkt zou kunnen worden door uitgebreider gebruikmaking van het Internet en andere elektronische communicatiemiddelen, en dat dit in het kader van de "centres of excellence” van grote betekenis zou zijn;
