(2) EU-Fischereifahrzeuge fangen nur den vom Drittland ausgewiesenen Überschuss der zulässigen Fangmenge gemäß Artikel 62 Absatz 2 des Unclos, der in klarer und transparenter Weise auf der Grundlage der besten verfügbaren wissenschaftlichen Gutachten und eines einschlägigen Informationsaustauschs zwischen der EU und dem betreffenden Drittland über den Gesamtfischereiaufwand aller Flotten für die betroffenen Bestände festgestellt wird, damit die Fischereiressourcen in einem Umfang erhalten werden, der den höchstmöglichen Dauerertrag ermöglicht.
2. Vissersvaartuigen van de Unie zijn slechts gerechtigd tot de vangst van het in artikel 62, lid 2, Unclos bedoelde overschot van de toegestane vangst dat het derde land heeft vastgesteld en dat op duidelijke en transparante wijze is geïdentificeerd op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en op basis van relevante, door de Unie en het betrokken derde land uitgewisselde informatie over de totale visserijinspanning van alle vloten op de betrokken bestanden, teneinde ervoor te zorgen dat de betrokken visbestanden boven een niveau blijven dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren.