Bei der Entscheidung der zuständigen Behörde des Herkunftsmitgliedstaats werden die Relevanz der zu planenden oder zu koordinierenden Aufsichtstätigkeit für die betreffenden Behörden, insbesondere die möglichen Auswirkungen auf die Stabilität des Finanzsystems in den betreffenden Mitgliedstaaten gemäß Artikel 40 Absatz 3, und die Pflichten nach Absatz 2 dieses Artikels berücksichtigt.
Bij haar beslissing houdt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst rekening met de relevantie van de te plannen of te coördineren toezichtactiviteit voor die autoriteiten en in het bijzonder met de gevolgen die deze beslissing kan hebben voor de stabiliteit van het financiële stelsel in de betrokken lidstaten als bedoeld in artikel 40, lid 3, en met het bepaalde in lid 2 van dit artikel.