3. Die Zahlungen sind zwischen den in Anhang I festgesetzten Mindest- und Höchstbeträgen festzusetzen. In gebührend begründeten Fällen können diese Zahlungen unter Berücksichtigung besonderer Umstände, die in den Programmen zur Entwicklung des ländlichen Raums zu rechtfertigen sind, angehoben werden.
4. De betalingen worden vastgesteld op een niveau tussen het minimumbedrag en het maximumbedrag die in bijlage I worden vermeld. In met redenen omklede gevallen mogen deze bedragen worden verhoogd op grond van specifieke omstandigheden die in de programma’s voor plattelandsontwikkeling moeten worden aangetoond.