(2) Metallfasern und andere Fasern, die zur Erzielung einer antistatischen Wirkung zugesetzt werden und die nicht mehr als 2 % des Gewichts des Fertigerzeugnisses ausmachen, müssen nicht in den in den Artikeln 7 und 9 vorgesehenen Faserzusammensetzungen berücksichtigt werden.
2. Metaalvezels en andere vezels die worden verwerkt om een antistatisch effect te verkrijgen en die niet meer dan 2 % van het gewicht van het eindproduct uitmaken, hoeven niet in aanmerking te worden genomen bij de omschrijving van de vezelsamenstelling waarin de artikelen 7 en 9 voorzien.