Im Vertrag ist weder Freizügigkeit noch das Aufenthaltsrecht von Familienangehörigen vorgesehen. Indessen ist die Wahrung der familiären Lebensgemeinschaft untrennbar mit dem Schutz des Familienlebens verbunden. Letzteres ist ein Grundrecht, das Teil der gemeinsamen Verfassungsüberlieferungen der Mitgliedstaaten ist, durch das Gemeinschaftsrecht geschützt wird und in die EU-Grundrechtecharta aufgenommen wurde.
Het Verdrag voorziet niet uitdrukkelijk in het recht van vrij verkeer en verblijf voor de gezinsleden van een burger van de Unie. Dit recht vloeit echter voort uit het recht op gezinshereniging dat intrinsiek verbonden is met het recht op bescherming van het gezinsleven, een fundamenteel recht dat deel uitmaakt van de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten waarvan de eerbiediging gewaarborgd is door het Gemeenschapsrecht en dat vervat is in het Handvest van de grondrechten.